Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

 

Artikel 45
1
Onverminderd het bepaalde krachtens artikel 35 kunnen bij algemene maatregel van bestuur voor daarbij aan te wijzen categorieën van houders van dieren van bij die maatregel aangewezen soorten of categorieën van dieren regelen worden gesteld omtrent de huisvesting van dieren.
2
De krachtens het eerste lid gestelde regelen kunnen onder meer betrekking hebben op:
*
de afmetingen en uitvoeringen van kooien, hokken en stallen alsmede hun vormgeving;
*
de aard van de wanden en van het vloer- en grondoppervlak van kooien, hokken en stallen, in het bijzonder de daarvoor te gebruiken materialen;
*
de inrichting van kooien, hokken en stallen, in het bijzonder de daarin aan te brengen voeder- en drinkwatervoorzieningen alsook voorzieningen die het voor de dieren mogelijk maken om soorteigen gedrag te ontplooien;
*
de verlichting, luchtverversing en verwarming van kooien, hokken en stallen;
*
de aanwezigheid en de aard van afrasteringen;
*
de voorzieningen binnen huisvestingssystemen.
3
Bij algemene maatregel van bestuur kan het ten verkoop in voorraad hebben, verkopen en afleveren van daarbij aan te wijzen huisvestingssystemen, onderdelen daarvan of voorzieningen binnen huisvestingssystemen worden verboden dan wel slechts worden toegestaan voor zover die systemen, onderdelen of voorzieningen voldoen aan bij die maatregel gestelde eisen.
4
Indien Onze Minister overweegt een voordracht te doen tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste of derde lid kan hij, indien het belang van het welzijn van dieren naar zijn oordeel een onmiddellijke voorziening vereist regelen stellen overeenkomstig de in overweging zijnde maatregel.
5
Een regeling als bedoeld in het vierde lid blijft, behoudens eerdere intrekking, van kracht totdat de daar bedoelde algemene maatregel van bestuur in werking treedt, doch uiterlijk tot acht maanden na het in werking treden van de regeling.
6
Tenzij bij een maatregel als bedoeld in het eerste of derde lid of een regeling als bedoeld in het vierde lid anders wordt bepaald, is het bepaalde bij of krachtens de artikelen 46 tot en met 54 niet van toepassing in het geval voor de dieren van de aangewezen soort of categorie van dieren bij die maatregel of regeling, regelen zijn gesteld omtrent de huisvesting.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •